De voortschrijdende ruïne
“Tijd, die de dode en de ruïne mooi maakt, het bloedend hart troost en heelt als enige, die onze foute inschatting rechtzet en de waarheid checkt,” schrijft Lord Byron over het Colosseum kort na Goya’s ‘Waarheid gered door Tijd’.




Wordt de waarheid in Belchite niet juist vervalst door de tijd? Señiora Domi’s balkon kwam heelhuids door de oorlog: hoe konden er anders overwinnaars op staan! Op een foto uit de jaren zestig is dat huis in beton nog steeds intact. En vandaag? Balkons noch plafonds. Ook daarin lijkt Belchite Rome in het kort en het klein: zoals het Colosseum marmergroeve werd voor het nieuwe Rome van de pausen, kon elke inwoner er voor bouwmateriaal z’n eigen stukje verleden in Oud-Belchite wat lichter maken. Dat deed noch de natuur alleen, noch de oorlog. 




Een latere paus liet in het Colosseum een kruis aan de martelaren herinneren. Net zo een ijzeren kruis wordt in Oud-Belchite gesmeed door dwangarbeiders, voor de martelaren van Franco’s kruistocht. Na zijn dood vereert koning Juan-Carlos Belchite nog met een pelgrimage.​​​​​​​
Het is dan al compleet verlaten en ruïne van een ruïne. Ze was nog bewoond tot tien jaar na die dertiende oktober 1954 waarop de eersten, de getrouwen, uit handen van Franco de sleutel ontvangen van hun nieuwe woning. 




Een niet uitgevoerd onderdeel van Franco’s belofte uit 1938 is een kanaal voor water, nu Belchite, dat altijd leefde van tuinbouw, niet meer aan een rivier ligt. Maar zelfs het water ziet Franco liever stilstaan; in stuwmeren verdwijnen hele dorpen. Grootsteden slikken alle mensenstromen. In de jaren zestig explodeert de leegloop van het binnenland onder Franco, die het landleven toch graag verheerlijkt. La España Vacía, ‘leeg Spanje’, is het nieuwe trauma. 
In Belchite blijft de bevolking onder zijn oude peil; er was toestroom verwacht. Druppelsgewijs gutst het stadje over de weg zonder een afgelijnd begin en einde.
‘Twee figuren tekenen een deur met licht’
‘Waar vinden ze toch die lijnen in de natuur? Ik zie alleen lichtende en donkere massa’s op de voorgrond treden of wijken. Mijn oog valt niet op lijnen of details.’ Van een afstand vervloeien de druppels tot een consistent beeld. Wat Goya zegt over schilderkunst, geldt het ook niet voor geschiedenis? Daar is afstand tijd. Ook speelt de ondergrond mee als binding en wijzigt het beeld zelf nog in de tijd.​​​​​​​





Elke dag is het ergens weer de tweede of derde mei van 1808. Napoleon en Stalin gaan voorbij. Ook wij zijn passanten, in Belchite. Druppels in een stroom. Het water mag stromen, maar de stroom zelf blijft staan. Wat blijft verglijden is de ruïne. Het is het werk van de tijd. ‘De tijd schildert mee,' zegt Goya.
Back to Top